Project Description

Dat de universiteit mij in deze betonnen buitenwijk in dit verroeste flatgebouw wilde onderbrengen – ik was verbijsterd. Tamás liet me de kamer zien, ik raakte in paniek. Moest ik híer mijn scriptie schrijven? Drie maanden in deze pijpenla hokken? Aan de stapelbedden te zien, zouden er nog drie mensen bijkomen. Ik schrok van de matglazen ramen. Mocht je hier niet naar buiten kijken? Er achter scheen de zon, wat de impuls om te maken dat ik hier wegkwam, versterkte. Er hing een chloorlucht, er kon geen raam open. Er hing een bureaublad aan de muur, erboven een boekenplankje. Moest ik daaraan werken? Straks, als de andere studentes er waren, zouden hier kleren en tassen rondslingeren. Er zou continue gebabbel zijn. Dan zou ik gek worden.

‘Hier wil ik niet blijven’, zei ik met verstikte stem. Tamás stond er ongemakkelijk bij. Hij had me die ochtend opgehaald op het station. Tijdens de autorit was mijn mond opengevallen van de door roet en zure regen aangetaste pracht en praal van Boedapest. Hij vroeg waarom ik naar Hongarije was gekomen. Om onderzoek te doen naar de etnische Hongaren, had ik geantwoord. Dat had hij prachtig gevonden. Waarop hij verkondigde dat hij na zijn studie politieke wetenschappen minister-president van Hongarije wilde worden.

Nu we in deze door god verlaten studentenflat stonden, was van die trots niks over. Het was alsof hij door mijn ontzetting pas inzag onder welke omstandigheden Hongaarse studenten leefden. Een vergelijkbare gêne voor de toestand waarin de communisten het land hadden achtergelaten, zou ik de komende maanden bij meer Hongaren bespeuren.

Ik besloot mijn probleem tot het zijne te maken. Ik zou Tamás niet loslaten tot ik geschikte woonruimte dicht bij het centrum had. Even later zaten we weer in de donkerrode Polski-Fiat van zijn moeder waarmee hij me die morgen had opgehaald. Hij zou me terugbrengen naar de universiteit. Misschien hadden ze daar een oplossing. Voor hij de motor startte, zei hij met schorre stem:

‘Je mag wel in de eenkamerwoning van mijn oma?’

Huilde hij?

‘Mijn vader en ik, we hebben het opgeknapt, voor mij, ik zou er gaan samenwonen. Maar vorige week heeft mijn vriendin het uitgemaakt.’

Hij zag er net zo ellendig uit als ik me voelde. We staarden voor ons uit.

© Nynke Feenstra Den Haag, 22 mei 2019