Project Description

‘Behalve wat ik net zei, lag er nog veel meer smerigs’, zei Jan. Hij had lang zijn mond gehouden. Na wat hij gisteren bij de buurman had aangetroffen, het kon zo niet langer.
‘Ik weet niet hoeveel katten, maar het stinkt er verschrikkelijk. Ze zitten overal. Meneer Jasperse…zijn kamer ligt vol kranten, flessen, etensresten. Er lopen nu ook al kakkerlakken in mijn keuken.’ Jan keek Nel, de maatschappelijk werkster van de woningbouwvereniging, hulpeloos aan.
‘Geen mens die zich vrijwillig indeelt bij een minderheid,’ begon ze. Ze wilde het tactisch brengen. Hem niet beledigen. ‘En ik weet dat je…’ ze keek hem samenzweerderig aan.
Niet van medelijden houdt, dacht Jan bitter. Ze was er al vaker over begonnen. Eén handtekening en er gingen deuren voor hem open. De meewarige uitdrukking op het gezicht van dat donkerharige meisje met die paardenstaart bij Albert Heijn dook op voor zijn geestesoog. Ze stond bij het koelvak de broodsmeersels bij te vullen. Hij had haar gestalte alleen nog maar van achteren gezien, maar wist dat hij van haar zou kunnen houden, van haar sterke benen in de skinny jeans en van haar kleine voeten in de witte sneakers. Of ze misschien even de tonijnsalade voor hem wilde pakken? Ze had zich omgedraaid, haar ogen waren van zijn buik naar zijn verschrompelde benen gegleden. Ze probeerde het te verbergen, maar hij had het gezien. De ontzetting. Druipend van medelijden had ze zich van hem afgedraaid, tussen de bakjes van Johma de tonijnsalade gevonden en die overdreven vriendelijk aan hem gegeven. Oh, er waren echt wel meisjes die in de soos even bij hem kwamen zitten, een praatje maakten, iets te drinken voor hem haalden. Omdat ze hem zielig vonden. Omdat hij alleen zat. Uit goedheid offerden ze dan vijf minuten van hun vrije tijd aan hem op.
‘Maar zie het als een kans. En ja, als je daardoor een urgentieverklaring kunt krijgen…’, hoorde hij de hulpverleenster in de zelfgebreide paarsige trui op zalvende toon zeggen. ‘Als we het op je handicap gooien… Dan kan ik pas echt iets voor je doen. Dan zit je over twee maanden in een betere woning.’
Nee. Niet hij. Niet hij moest weg. Het was de buurman. De buurman moest weg.
© Nynke Feenstra, 4 juli 2019