Project Description

Ik logeer bij mijn vader in Vlissingen. Hij is 90. Hij moet naar de fitness, dus grijp ik de kans om over het strand te hollen. Het afnemende water had het strand prachtig strakgetrokken. Bruine en witte schelpen verkruimelen onder mijn joggingschoenen. De miljoenen kruimeltjes schelp geven het natte zand een oranjebruine gloed. De zon moet nog op stoom komen, maar werpt al wel een helder licht op de groengrijze golven. Achter mij hoor ik het gepuf van een scheepsmotor. Vast een garnalenvisser, zo’n klein bootje als dat van Eli Klaassen. Hij werkte vroeger op de Breskense boot en ging in zijn vrije tijd vissen. Als hij veel had gevangen, kwam zijn vrouw Marie langs met een zak gekookte garnalen. Die pelden we dan met z’n allen aan de eettafel, onder de lamp, op oude kranten. Je handen gingen jeuken van het vocht dat eruit liep. Het geluid van het garnalenkottertje, zo’n drijvend kurkje, komt dichterbij. Ik kijk over mijn schouder, mens, het is een immens containerschip. Alleen in Vlissingen komen zeeschepen zo dicht langs de kust. Ik probeer hem voor te blijven, maar het schip haalt me in. Met veel opspattend schuim komt een loodsboot aanstuiven. Het kleine bootje gaat langszij. Er wordt een touwladder vanaf het dek uitgegooid en de loods klimt tegen de steile boegwand omhoog. Dat ik hoogtevrees heb, merkte ik op een besneeuwde bergwand in het Zwiterse Graubünden vlakbij de pas. We liepen over een wandelpad, maar het had flink gesneeuwd en mijn voeten gleden bij elke stap een beetje weg. Onderaan was een bergmeer dat er ijskoud uitzag. Mijn vriend wilde me geruststellen, hij had een cursus bergklimmen gedaan, en deed even voor hoe je moet vallen: tijdens de val draai je je naar de bergwand en hak je je bergschoenen in de sneeuw. Weer voel ik het bibberen van mijn benen.
Aan het Nollestrand staat een hele rij strandhuisjes. Niet van die omkleedhokjes zoals vroeger, waar je je strandstoelen in opborg en je badpak aantrok, nee, slaaphuisjes met een keuken en een terras. Wat lijkt het me heerlijk om bij het ruisen van de zee wakker te worden. Vanaf je terras over het strand en de zee te kijken, waar af en toe een vrachtschip vanaf de Schelde de zee opstoomt. Het strand loopt ten einde, ik klim tegen de dijk op. Op 7 oktober 1944 werd hij gebombardeerd, het kolkende zeewater stroomde op deze plek Walcheren op. De geallieerden zetten het eiland onder water om de Duitsers uit hun bunkers te krijgen. Nu is het mooi en vredig hier. Blauwgroenig helmgras wiegt in de wind op de duintop. Vroeger gingen we met het gezin op zondag wandelen in het Nollebos. Daar vond ik niks aan. Allemaal dunne bomen en saaie paadjes. ‘Het is een jong bos,’ zei mijn moeder dan, ‘want tja, het water, hè.’ Het gebied had na de oorlog nog een jaar lang bloot gestaan aan eb en vloed. Ha, daar is de kanovijver al. Ik ben er bijna. Gele kano’s en rode waterfietsen liggen roerloos langs een steiger. Aan de gevel van het kabouterachtige paviljoen hangt een bord: Friet – Soft ijs. Goh, die vijver is vast en zeker door dat bombardement ontstaan, realiseer ik me – voor het eerst! Eigenlijk is het een kolk, een wiel, waai, waal of weel – een diepe kuil of poel ontstaan door een dijkdoorbraak. Wie in Vlissingen zou daar nog bij stilstaan? Als ik aanbel, heeft mijn vader zijn joggingbroek alweer verwisseld voor een pantalon.
‘Koffie?’ vraagt hij opgewekt.
We bespreken hoe het is, als negentigjarige. Hij kan gesprekken vaak niet meer volgen, komt op recepties geen bekenden meer tegen. Bijna iedereen van zijn generatie is overleden.
‘Ik merk aan alles dat ik niet meer in deze samenleving pas,’ zegt hij.
Dat lijkt mij erg moeilijk. Vanaf baby groei je erin, in een samenleving, als bejaarde groei je er weer uit. Dan is het jouw wereld niet meer.
‘Ach ja,’ relativeert hij meteen, want zo is hij. ‘Als ik dan weer over de boulevard fiets en die schepen zo dicht langs de kust voorbij zie komen, dan denk ik bij mezelf: wat is dit mooi. Dan geniet ik van het leven.’
Wat bof ik toch met zo’n vader. Altijd naar het positieve kijken. En ik neem me voor: zo ga ik het ook doen, als ik later doof, krakkemikkig, vergeetachtig word.

© Nynke Feenstra, 24 september 2020. Foto: Vlissingen, Tor Line